Als u de computer inschakelt, wordt er een reeks instructies in de pc uitgevoerd om apparaten te initialiseren, een opstartapparaat te vinden en te zoeken naar een programma, de zogeheten bootloader. De bootloader vindt vervolgens het besturingssysteem dat op de pc is geïnstalleerd en geeft de controle eraan over. Wanneer het besturingssysteem is gestart, is de pc klaar voor gebruik.
Deze instructies worden opgeslagen op een flash-chip op de systeemplaat van de pc. De flash-chip en de opgeslagen instructies worden de firmware van de pc genoemd (UEFI/BIOS).
Configuratieprogramma voor firmware
PC's van Lenovo bevatten meestal een hulpprogramma voor instellingen in de firmware waarmee u het volgende kunt doen:
- Informatie over uw pc en apparaten weergeven
- Apparaatinstellingen wijzigen
- De volgorde van opstartapparaten wijzigen
- Wachtwoorden voor de firmware of het opslagapparaat instellen
U hoeft Setup Utility zelden te gebruiken voor dagelijks pc-gebruik. Als u apparaatgegevens wilt bekijken, kunt u de hulpprogramma's van het besturingssysteem of apps van Lenovo (Lenovo Vantage of Lenovo PC Manager) gebruiken. U kunt het menu van de Novo-knop gebruiken om de volgorde van de opstartapparaten tijdelijk te wijzigen.
Setup Utility voor de firmware openen
U kunt Setup Utility op verschillende manieren openen:
Wachtwoorden wijzigen in het Setup Utility voor de firmware
In dit gedeelte maakt u kennis met de bewerkingen die u in de bijbehorende Setup Utility van de firmware kunt uitvoeren.
Opstartapparaten selecteren
Gewoonlijk wordt de computer gestart met een bootmanager die wordt geladen vanaf het secundaire opslagapparaat van de computer. Soms moet u de computer mogelijk starten met een programma of bootmanager die wordt geladen vanaf een ander apparaat of een netwerklocatie. Nadat de systeemfirmware alle apparaten heeft geïnitialiseerd, kunt u op een onderbrekingstoets drukken om het opstartmenu weer te geven en het gewenste opstartapparaat te selecteren.
Stap 1
Zet de computer aan of start opnieuw op.
Stap 2
Druk op F12.
Stap 3
In het menu van het opstartapparaat selecteert u een opstartapparaat om de computer te starten.
U kunt de opstartapparaten in het hulpprogramma voor het instellen van de firmware blijvend wijzigen. Selecteer het Boot menu; in de EFI-sectie, selecteer het opstartapparaat en verplaats het naar de top van de apparatenlijst. Sla de wijzigingen op en sluit Setup Utility af om de wijzigingen door te voeren.
Hotkey Mode wijzigen
Stap 1
Open Setup Utility voor de firmware.
Stap 2
Selecteer Configuration ➙ Hotkey Mode en druk op Enter.
Stap 3
Wijzig de instelling in Disabled of Enabled.
Stap 4
Selecteer Exit ➙ Exit Saving Changes.
Flip to Start inschakelen of uitschakelen
Wanneer Flip to Start ingeschakeld is, kunt u de computer inschakelen door het scherm open te klappen.
Stap 1
Open Setup Utility voor de firmware.
Stap 2
Selecteer Configuration.
Stap 3
Wijzig de instelling voor
Flip to Start.
U kunt ook Flip to Start instellen in Lenovo Vantage of Lenovo PC Manager.
Wachtwoorden instellen in het Setup Utility voor de firmware
U kunt wachtwoorden instellen in het Setup Utility voor de firmware zo de toegang tot het hulpprogramma of het opslagapparaat te beveiligen.
Wachtwoordtypen
U kunt verschillende soorten wachtwoorden instellen in Setup Utility voor de firmware.
Wachtwoordtype |
Vereiste |
Gebruik |
Beheerders- wachtwoord |
Nee |
Voer dit in om de Setup Utility te starten. |
Gebruikers- wachtwoord |
Het beheerders- wachtwoord moet zijn ingesteld. |
Gebruik het gebruikerswachtwoord om de Setup Utility te starten. |
Master- wachtwoord voor de vaste schijf |
Nee |
Voer dit in om het besturings- systeem te starten. |
Gebruikers- wachtwoord voor de vaste schijf |
Het master- wachtwoord moet zijn ingesteld. |
Gebruik het gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf om het besturingssysteem te starten. |
Als u de Setup Utility start met het gebruikerswachtwoord, kunt u slechts enkele instellingen wijzigen.
Beheerderswachtwoord instellen
U stelt het beheerderswachtwoord in om onbevoegde toegang tot Setup Utility voor de firmware te voorkomen.
Aandacht: Als u uw beheerderswachtwoord vergeet, kan een door Lenovo geautoriseerde servicemedewerker uw wachtwoord niet opnieuw instellen. U moet uw computer naar een door Lenovo geautoriseerde servicemedewerker brengen om de systeemplaat te laten vervangen. U moet hiervoor het bewijs van aankoop kunnen overleggen. Bovendien kunnen er kosten voor onderdelen en service in rekening worden gebracht.
Stap 1
Open Setup Utility voor de firmware.
Stap 2
Selecteer Security ➙ Set Administrator Password en druk op Enter.
Stap 3
Voer een wachtwoord in dat alleen letters en cijfers bevat en druk vervolgens op Enter.
Stap 4
Voer het wachtwoord opnieuw in en druk op Enter.
Stap 5
Selecteer Exit ➙ Exit Saving Changes.
De volgende keer dat u de computer opstart, moet u het beheerderswachtwoord invoeren om de Setup Utility te openen. Als Power on Password is ingeschakeld, moet u het beheerderswachtwoord of het gebruikerswachtwoord invoeren om de computer op te starten.
Beheerderswachtwoord wijzigen of wissen
Alleen de beheerder kan het beheerderswachtwoord wijzigen of wissen.
Stap 1
Open Setup Utility voor de firmware met het beheerderswachtwoord.
Stap 2
Selecteer Security ➙ Set Administrator Password en druk op Enter.
Stap 3
Voer het huidige wachtwoord in.
Stap 4
Voer in het tekstvak Enter New Password het nieuwe wachtwoord in.
Stap 5
Voer in het tekstvak
Confirm New Password het nieuwe wachtwoord opnieuw in.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, drukt u op Enter in beide tekstvakken zonder iets in te voeren.
Stap 6
Selecteer Exit ➙ Exit Saving Changes.
Als u het beheerderswachtwoord verwijdert, wordt het gebruikerswachtwoord ook verwijderd.
Gebruikerswachtwoord instellen
U moet het beheerderswachtwoord instellen voordat u het gebruikerswachtwoord kunt instellen.
De beheerder van de Setup Utility moet mogelijk een gebruikerswachtwoord instellen voor gebruik door anderen.
Stap 1
Open Setup Utility voor de firmware met het beheerderswachtwoord.
Stap 2
Selecteer Security ➙ Set User Password en druk op Enter.
Stap 3
Voer een wachtwoord in dat alleen letters en cijfers bevat en druk vervolgens op Enter.
Het gebruikerswachtwoord moet verschillen van het beheerderswachtwoord.
Stap 4
Voer het wachtwoord opnieuw in en druk op Enter.
Stap 5
Selecteer Exit ➙ Exit Saving Changes.
Systeemwachtwoord inschakelen
Als het beheerderswachtwoord is ingesteld, kunt u het systeemwachtwoord inschakelen voor een nog betere beveiliging.
Stap 1
Open Setup Utility voor de firmware.
Stap 2
Selecteer
Security ➙ Power on Password en druk op Enter.
Dit werkt alleen als er al een beheerderswachtwoord is ingesteld.
Stap 3
Wijzig de instelling in Enabled.
Stap 4
Selecteer Exit ➙ Exit Saving Changes.
Als een systeemwachtwoord is ingeschakeld, verschijnt er elke keer dat u de computer aanzet een prompt. U moet het beheerders- of gebruikerswachtwoord invoeren om de computer op te starten.
Wachtwoorden voor het opslagapparaat instellen
In Setup Utility kunt u een vasteschijfwachtwoord instellen om de toegang tot de gegevensopslag op het opslagapparaat in de pc te beveiligen.
Aandacht: Ga zorgvuldig te werk bij het instellen van de vaste-schijfwachtwoord. Als u het vaste-schijfwachtwoord vergeet, kan een door Lenovo geautoriseerde servicemedewerker uw wachtwoord niet opnieuw instellen of kan deze uw gegevens op de vaste schijf niet herstellen. U moet uw computer naar een door Lenovo geautoriseerde servicemedewerker brengen om het vaste-schijfstation te laten vervangen. U moet hiervoor het bewijs van aankoop kunnen overleggen. Bovendien kunnen er kosten voor onderdelen en service in rekening worden gebracht.
Stap 1
Open Setup Utility voor de firmware.
Stap 2
Selecteer
Security ➙ Set Hard Disk Password en druk op Enter.
Als u de Setup Utility start met het gebruikerswachtwoord, kunt u het vaste-schijfwachtwoord niet instellen.
Stap 3
Volg instructies op het scherm om zowel master- als gebruikerswachtwoorden in te stellen.
De master- en gebruikerswachtwoorden voor de vaste schijf moeten tegelijkertijd worden ingesteld.
Stap 4
Selecteer Exit ➙ Exit Saving Changes.
Als het vaste-schijfwachtwoord is ingesteld, moet u het juiste wachtwoord opgeven om het besturingssysteem starten.
Wachtwoorden voor het opslagapparaat wijzigen of verwijderen
Stap 1
Open Setup Utility voor de firmware.
Stap 2
Selecteer Security.
Stap 3
Wijzig of wis het vaste-schijfwachtwoord.
Als u het masterwachtwoord wilt wijzigen of wissen, selecteert u
Change Master Password en drukt u op Enter.
Als u het masterwachtwoord voor de vaste schijf wist, wordt ook het gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf verwijderd.
Als u het gebruikerswachtwoord wilt wijzigen, selecteert u
Change User Password en drukt u op Enter.
Het gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf kan niet afzonderlijk worden verwijderd.
Stap 4
Selecteer Exit ➙ Exit Saving Changes.