Nieuwe functies Verken Meer informatie
Gebruikershandleiding

UEFI BIOS

UEFI BIOS is het eerste programma dat op de computer wordt uitgevoerd. Wanneer de computer wordt ingeschakeld, voert UEFI BIOS een zelftest uit om te controleren of de verschillende apparaten in de computer werken.

Het UEFI BIOS-menu openen

Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.

Navigeren in de UEFI BIOS-interface

U kunt navigeren in de UEFI BIOS-interface door op de volgende toetsen te drukken:

  • F1: algemene Help
  • F9: standaardinstellingen
  • F10: opslaan en afsluiten
  • F5/F6: opstartvolgorde wijzigen
  • ↑ ↓ of PgUp/PgDn: pagina selecteren/schuiven
  • ← →: toetsenbordfocus verplaatsen
  • Esc: terug/dialoogvenster sluiten
  • Enter: submenu selecteren/openen

De systeemdatum en -tijd instellen

  1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1.
  2. Selecteer Date/Time en stel de gewenste datum en tijd voor het systeem in.
  3. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.

De opstartvolgorde wijzigen

  1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1.
  2. Selecteer Startup ➙ Boot. Druk vervolgens op Enter. De lijst met de volgorde van apparaten wordt nu weergegeven.
    Opmerking: Er wordt geen opstartapparaat weergegeven als de computer niet kan worden opgestart vanaf een apparaat of als het besturingssysteem niet kan worden gevonden.
  3. Stel de gewenste opstartvolgorde in.
  4. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.

De opstartvolgorde tijdelijk wijzigen:

  1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F12.
  2. Selecteer het apparaat dat u wilt gebruiken om de computer op te starten en druk op Enter.

UEFI BIOS-wachtwoorden

U kunt wachtwoorden in UEFI (Unified Extensible Firmware Interface) BIOS (Basic Input/Output System) instellen om de beveiliging van uw computer te verbeteren.

Wachtwoordtypen

U kunt een systeemwachtwoord, supervisorwachtwoord, systeembeheerwachtwoord of NVMe-wachtwoord instellen in het UEFI BIOS om toegang door onbevoegden tot uw computer te voorkomen. U wordt echter niet om een UEFI BIOS-wachtwoord gevraagd wanneer de computer uit de slaapstand wordt gehaald.

Systeemwachtwoord

Als u een systeemwachtwoord hebt ingesteld, wordt er op het scherm een venster geopend als u de computer aanzet. Voer het juiste wachtwoord om de computer te kunnen gebruiken.

Supervisorwachtwoord

Met het supervisorwachtwoord worden de systeemgegevens beveiligd die in het UEFI BIOS zijn opgeslagen. Als u het UEFI BIOS-menu opent, voert u het juiste supervisorwachtwoord in het venster in. U kunt ook op Enter drukken om de wachtwoordvraag over te slaan. U kunt de meeste systeemconfiguratieopties in het UEFI BIOS dan echter niet wijzigen.

Als u zowel het supervisorwachtwoord als het systeemwachtwachtwoord hebt ingesteld, kunt u het supervisorwachtwoord gebruiken om toegang tot uw computer te krijgen wanneer u de computer inschakelt. Het supervisorwachtwoord gaat namelijk vóór het systeemwachtwoord.

Systeembeheerwachtwoord

Met het systeembeheerwachtwoord kunt u ook de systeeminformatie in het UEFI BIOS beveiligen, net als met een supervisorwachtwoord, maar het eerstgenoemde wachtwoord heeft standaard een lagere autoriteit. U kunt het systeembeheerwachtwoord instellen via het UEFI BIOS-menu of via Windows Management Instrumentation (WMI) met de Lenovo clientbeheerinterface.

U kunt het systeembeheerwachtwoord zo instellen dat dit dezelfde autoriteit heeft als het supervisorwachtwoord om beveiligingsfuncties te beheren. De autoriteit van het systeembeheerwachtwoord aanpassen via het UEFI BIOS-menu:

  1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.
  2. Selecteer Security ➙ Password ➙ System Management Password Access Control.
  3. Volg de aanwijzingen op het scherm.

Als u het supervisorwachtwoord én het systeembeheerwachtwoord hebt ingesteld, heeft het supervisorwachtwoord een hogere autoriteit dan het systeembeheerwachtwoord. Als u het systeembeheerwachtwoord én het systeemwachtwoord hebt ingesteld, heeft het systeembeheerwachtwoord een hogere autoriteit dan het systeemwachtwoord.

NVMe-wachtwoorden

Met het NVMe-wachtwoord voorkomt u dat onbevoegden toegang hebben tot de gegevens op het opslagstation. Als er een NVMe-wachtwoord is ingesteld, wordt u telkens als u toegang tot het opslagstation wilt hebben, om een geldig wachtwoord gevraagd.

  • Eén wachtwoord
    Als een enkel NVMe-wachtwoord is ingesteld, moet de gebruiker het NVMe-wachtwoord van de gebruiker invoeren om toegang te krijgen tot bestanden en toepassingen op het opslagstation.
  • Dubbel wachtwoord (gebruiker + beheerder)
    Het NVMe-wachtwoord voor beheerders wordt ingesteld en gebruikt door een systeembeheerder. Hiermee heeft de beheerder toegang tot alle opslagstations in een systeem of tot alle computers in hetzelfde netwerk. De beheerder kan ook een NVMe-wachtwoord voor gebruikers toewijzen voor elke computer in het netwerk. De gebruiker van de computer kan dit NVMe-wachtwoord voor gebruikers zelf wijzigen, maar alleen de beheerder kan het NVMe-wachtwoord voor gebruikers verwijderen.

Als u wordt gevraagd een NVMe-wachtwoord in te voeren, drukt u op F1 om te schakelen tussen het NVMe-wachtwoord voor beheerders en het NVMe-wachtwoord voor gebruikers.

Opmerkingen: Het NVMe-wachtwoord is niet beschikbaar in de volgende situaties:

  • Er zijn een opslagstation conform TCG (Trusted Computing Group) Opal en een TCG Opal-beheersoftwareprogramma geïnstalleerd op de computer en de TCG Opal-beheersoftware is geactiveerd.
  • Er is een eDrive-opslagstation vooraf geïnstalleerd op de computer met het Windows-besturingssysteem.

Een wachtwoord instellen, wijzigen of verwijderen

Druk deze aanwijzingen af voordat u begint.

  1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.
  2. Selecteer Security ➙ Password met de pijltoetsen.
  3. Selecteer het type wachtwoord. Volg nu de instructies op het scherm om een wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te verwijderen.

Noteer alle wachtwoorden en bewaar ze op een veilige plaats. Als u een van uw wachtwoorden vergeet, vallen eventuele vereiste herstelbewerkingen niet onder de garantie.

Wat u moet doen als u het systeemwachtwoord vergeet

Als u het power-on-wachtwoord vergeet, doet u het volgende om het power-on password te verwijderen:

  • Als u een supervisorwachtwoord hebt ingesteld en onthouden:
    1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt onmiddellijk op F1.
    2. Typ het supervisorwachtwoord om het UEFI BIOS-menu te openen.
    3. Selecteer Security ➙ Password ➙ Power-On Password met behulp van de pijltoetsen.
    4. Typ het huidige supervisorwachtwoord in het veld Enter Current Password. Vervolgens laat u het veld Enter New Password leeg en drukt u tweemaal op Enter.
    5. Tik in het venster Changes have been saved op Enter.
    6. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en het UEFI BIOS-menu af te sluiten.
  • Als u geen beheerderswachtwoord hebt, moet u contact opnemen met een door Lenovo geautoriseerde serviceprovider om het systeemwachtwoord te verwijderen.

Wat u moet doen als u het NVMe-wachtwoord bent vergeten

Als u uw NVMe-wachtwoord (één wachtwoord) of zowel het gebruikerswachtwoord als het beheerderswachtwoord voor NVMe (twee wachtwoorden) bent vergeten, kan Lenovo die wachtwoorden niet opnieuw instellen en de gegevens op het opslagstation niet herstellen. Neem contact op met een Lenovo geautoriseerde serviceprovider om het opslagstation te laten vervangen. Er worden kosten voor de onderdelen en service in rekening gebracht. Als het opslagstation een CRU (Customer Replaceable Unit) is, kunt u ook contact opnemen met Lenovo om een nieuw opslagstation aan te schaffen om zelf het oude exemplaar te vervangen. Zie 'CRU vervangen' om te controleren of het opslagstation een CRU is en wat de relevante vervangingsprocedure is.

Wat u moet doen als u het supervisorwachtwoord vergeet

Als u uw supervisorwachtwoord vergeet, is er geen serviceprocedure om het wachtwoord te verwijderen. Neem contact op met een Lenovo geautoriseerde serviceprovider om de systeemplaat te laten vervangen. Er worden kosten voor de onderdelen en service in rekening gebracht.

Wat u moet doen als u het systeembeheerwachtwoord vergeet

Als u het systeembeheerwachtwoord bent vergeten, doet u het volgende om het systeemwachtwoord te verwijderen:

  • Als u een supervisorwachtwoord hebt ingesteld en onthouden:
    1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt onmiddellijk op F1.
    2. Typ het supervisorwachtwoord om het UEFI BIOS-menu te openen.
    3. Selecteer Security ➙ Password ➙ System Management Password met behulp van de pijltoetsen.
    4. Typ het huidige supervisorwachtwoord in het veld Enter Current Password. Vervolgens laat u het veld Enter New Password leeg en drukt u tweemaal op Enter.
    5. Tik in het venster Changes have been saved op Enter.
    6. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en het UEFI BIOS-menu af te sluiten.
  • Als u geen supervisorwachtwoord hebt ingesteld, neemt u contact op met een door Lenovo geautoriseerde serviceprovider om het systeembeheerwachtwoord te laten verwijderen.

Uw vingerafdrukken aan wachtwoorden koppelen (voor bepaalde modellen)

Doe het volgende om uw vingerafdrukken aan het systeemwachtwoord en NVMe-wachtwoord te koppelen:

  1. Zet de computer uit en daarna weer aan.
  2. Scan uw vinger op de vingerafdruklezer op het moment dat hierom wordt gevraagd.
  3. Voer uw systeemwachtwoord, NVMe-wachtwoord of beide (zoals vereist) in. De verbinding wordt tot stand gebracht.

Als u de computer opnieuw start, kunt u uw vingerafdrukken gebruiken om zich bij de computer aan te melden zonder dat u uw Windows-wachtwoord, systeemwachtwoord of NVMe-wachtwoord hoeft in te voeren. Als u de instellingen wilt wijzigen, drukt u op F1 om naar het menu UEFI BIOS te gaan en selecteert u Security ➙ Fingerprint.

Attentie: Als u altijd uw vingerafdruk gebruikt om u aan te melden op de computer, is de kans groot dat u uw wachtwoorden vergeet. Noteer daarom uw wachtwoorden en bewaar het op een veilige plek.

BIOS-functies

Eventlogboek van UEFI BIOS weergeven

  1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1.
  2. Selecteer Main ➙ BIOS Event log. Druk vervolgens op Enter. De interface voor eventlogboek van BIOS wordt weergegeven.
  3. Navigeer in de interface door op de volgende toetsen te drukken en bekijk details door items te selecteren.
    • ↑↓: toetsenbordfocus verplaatsen
    • PgUp/PgDn: pagina schuiven
    • Enter: selecteren
    • F3: afsluiten

Afhankelijk van de UEFI BIOS-activiteiten kunnen de volgende BIOS-gebeurtenislogboeken worden weergegeven. Elk logboek bevat een datum, tijd en beschrijving van de gebeurtenis.

  • Gebeurtenis Power On: dit logboek toont dat de POST (Power On Self Test) is gestart bij het inschakelen. Het bevat de reden voor inschakelen, de opstartmodus en de reden voor uitschakelen.
  • Gebeurtenis Subcomponent Code Measurement: dit logboek geeft aan dat de meting van de subcomponentcode is voltooid. Het bevat het validatieresultaat van elk component.
  • Gebeurtenis System Preboot Authentication: dit logboek geeft weer welke inloggegevens zijn ingevoerd voor preboot authentication. Het bevat het ingestelde wachtwoord, wachtwoordtype, invoerapparaat en verificatieresultaat.
  • Gebeurtenis BIOS Password Change: dit logboek geeft de wijzigingen in UEFI BIOS-wachtwoorden weer. Het bevat het wachtwoordtype, gebeurtenistype en resultaat.
  • Gebeurtenis Subcomponent Self-healing: dit logboek geeft informatie weer over het subcomponent dat is hersteld. Het bevat de oorzaak van de gebeurtenis, de herstelde firmwareversie en het resultaat.
  • Gebeurtenis BIOS Setup Configuration Change: dit logboek geeft wijzigingen in de installatieconfiguratie van UEFI BIOS weer. Het bevat de itemnaam en de waarde.
  • Gebeurtenis Device Change: dit logboek geeft wijzigingen in apparaten weer. Het bevat de oorzaak en het type van de gebeurtenis.
  • Gebeurtenis System Boot: dit logboek geeft aan welk opstartapparaat is gebruikt om het systeem op te starten. Het bevat de opstartoptie, beschrijving en lijst met bestandspaden.
  • Gebeurtenis System Tamper: dit logboek geeft aan dat er is geknoeid met het systeem. Het bevat de oorzaak en het type van de gebeurtenis.
  • Gebeurtenis POST Error: dit logboek geeft aan dat er fouten zijn opgetreden tijdens de POST. Het bevat de foutcode.
  • Gebeurtenis Flash Update: dit logboek geeft aan dat er een flash-update is uitgevoerd. Het bevat de oorzaak van de gebeurtenis, de bijgewerkte firmwareversie en het resultaat.
  • Gebeurtenis Set On-Premise: dit logboek geeft wijzigingen in de opstartinstelling on-premise weer. Het bevat de on-premise instellingswaarde en wijzigingsmethode.
  • Gebeurtenis Capsule Update: dit logboek geeft aan dat er een firmware-update van UEFI-capsule is uitgevoerd. Het bevat de oorzaak van de gebeurtenis, de bijgewerkte firmwareversie en het resultaat.
  • Gebeurtenis Log Cleared: dit logboek geeft aan dat het BIOS-gebeurtenislogboek is gewist. Het bevat de oorzaak en het resultaat van de gebeurtenis.
  • Gebeurtenis Shutdown / Reboot: dit logboek geeft aan dat UEFI BIOS is afgesloten of dat het systeem opnieuw is opgestart. Het bevat de oorzaak en het type van de gebeurtenis.

Wisselen tussen de beveiligings-chip

Uw computer beschikt mogelijk over 2 typen beveiligingschips (Discrete TPM 2.0 en Pluton TPM 2.0). De beveiligingschip Pluton TPM 2.0 is alleen van toepassing op Windows 11. Voordat u overschakelt naar andere besturingssystemen, moet u ook wisselen van beveiligingschip Pluton TPM 2.0 naar Discrete TPM 2.0.

Opmerking: Als u wisselt van beveiligingschip, wordt de inhoud van de beveiligingschip gewist, zoals de Bitlocker-codeersleutel.

  1. Als u Windows BitLocker®-stationsversleuteling gebruikt, moet u ervoor zorgen dat deze functie is uitgeschakeld.
  2. Selecteer de juiste beveiligingschip.
    1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.
    2. Selecteer Security ➙ Security Chip en druk op Enter. Het submenu Security Chip wordt geopend.
    3. Selecteer de beveiligings-chip in het menu. Zorg ervoor dat de beveiligingschip voor Discrete TPM 2.0 is ingesteld op Active.
    4. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.

Systeem terugzetten naar fabrieksinstellingen

Met deze functie kunt u het UEFI BIOS initialiseren naar de standaardfabrieksinstellingen, inclusief alle UEFI BIOS-instellingen en interne gegevens. Hiermee kunt u gebruikersgegevens wissen voor het geval u de computer wilt weggooien of opnieuw wilt gebruiken.

Opmerking: als u de Intel AMT control en Absolute Persistence(R) Module in UEFI BIOS permanent uitschakelt, kunt u het apparaat niet meer opnieuw instellen, zelfs niet als u het systeem terugzet naar de standaardfabrieksinstellingen.

Systeem terugzetten naar standaardfabrieksinstellingen

  1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.
  2. Selecteer Security ➙ Reset System to Factory Defaults en druk op Enter.
  3. Er verschijnt mogelijk een reeks waarschuwingsvensters. Mogelijk moet u de volgende stappen uitvoeren voordat u de fabrieksinstellingen van het systeem opnieuw kunt instellen.
    • Deactiveer de Absolute Persistence Module.
    • Verwijder het NVMe-wachtwoord als u dit hebt ingesteld.
  4. Op computermodellen met RAID-instellingen verschijnt er een venster ter herinnering aan gegevensschade.
  5. Als u Yes selecteert, verschijnt er een venster dat de huidige bewerking bevestigt.
  6. Als u Yes selecteert, verschijnt er een venster. Voer uw supervisorwachtwoord, systeembeheerwachtwoord of systeemwachtwoord in.
  7. Vervolgens wordt uw computer meteen opnieuw opgestart. Het duurt enkele minuten om de initialisatie te voltooien.

Opmerking: Voor dit initialisatieproces is mogelijk een leeg scherm vereist. Dit is normaal. Zorg dat u het proces niet onderbreekt.

UEFI BIOS herstellen

Als het UEFI BIOS is beschadigd of is aangevallen, kan uw computer zichzelf herstellen en de laatste niet-beschadigde en veilige back-up terugzetten. Met deze functie worden de gegevens op uw computer beschermd.

Tijdens het zelfherstel van het UEFI BIOS is het scherm mogelijk leeg. U kunt de voortgang controleren aan de hand van de knipperende LED-lampjes op de toetsen Esc, F1 en F4. Raadpleeg de volgende tabel voor meer informatie.

Opmerking: Druk niet op de aan/uit-knop om de voortgang te onderbreken. Wacht een paar minuten tot het logoscherm wordt weergegeven.

Knipperende lampjes Voortgang van zelfherstel
LED-lampje op Esc knippert 0% tot 32%
LED-lampjes op Esc en F1 knipperen gelijktijdig 33% tot 65%
LED-lampjes op Esc. F1 en F4 knipperen gelijktijdig 66% tot 100%

UEFI BIOS bijwerken

Wanneer u een nieuw programma, een stuurprogramma of een hardwareonderdeel installeert, moet u mogelijk het UEFI BIOS bijwerken.

Download en installeer het nieuwste UEFI BIOS-updatepakket via een van de volgende methoden:

  • Open de app Vantage om te zien welke updatepakketten beschikbaar zijn. Als het nieuwste UEFI BIOS-updatepakket beschikbaar is, volgt u de instructies op het scherm om het pakket te downloaden en te installeren.
  • Ga naar https://pcsupport.lenovo.com en selecteer de invoer voor uw computer. Volg daarna de aanwijzingen op het scherm voor het downloaden en installeren van het nieuwste UEFI BIOS-updatepakket.

Ga voor meer informatie over UEFI BIOS naar de Knowledge Base voor uw computer op https://pcsupport.lenovo.com.

Online verificatie met FIDO (snelle ID)

Uw computer ondersteunt Online verificatie met FIDO (snelle ID) als alternatief voor verificatie op basis van wachtwoorden met wachtwoordloze verificatie als doel. Deze nieuwe BIOS-functie werkt alleen als het systeemwachtwoord is ingesteld in het UEFI BIOS en als het FIDO2 USB-apparaat is geregistreerd in ThinkShield™ Passwordless Power-On Device Manager. Met deze functie kunt u een systeemwachtwoord invoeren of het geregistreerde USB FIDO2-apparaat gebruiken om de computer in te schakelen.

Uw FIDO2 USB-apparaat registreren in ThinkShield™ Passwordless Power-On Device Manager

  1. Zet de computer aan.
  2. Druk op F12 tijdens het inschakelen.
  3. Als u een systeemwachtwoord hebt ingesteld, wordt er op het scherm een venster geopend als u de computer aanzet. Voer het juiste wachtwoord om de computer te kunnen gebruiken.
  4. Selecteer App Menu ➙ ThinkShield Passwordless Power-On Device Manager en druk op Enter.
  5. Plaats het FIDO2-apparaat om dit te registreren volgens deze stappen:
    • Selecteer het beschikbare FIDO2-apparaat dat u wilt registreren in het vak Discovered Devices.
    • Het eerste venster verschijnt om het geselecteerde apparaat te bevestigen. Klik op Yes.
    • Als u een systeemwachtwoord instelt, verschijnt er een venster. Voer het juiste wachtwoord in.
    • Het venster User operation request verschijnt. U wordt gevraagd op een knop op het aangesloten FIDO2-apparaat te drukken en daarna de aanwijzingen op het scherm te volgen om het venster te sluiten.
    • Druk op ESC om af te sluiten en de computer opnieuw op te starten.

Opmerkingen:

  • Als u de registratie van apparaten wilt verwijderen, klikt u op het beschikbare FIDO2-apparaat waarvan u de registratie wilt verwijderen in het vak My Device en voert u het juiste systeemwachtwoord in ter verificatie.
  • Als u meer dan één FIDO2-apparaat met algemene ID voor registratie gebruikt, kan er slechts één apparaat beschikbaar zijn.

Log in bij het systeem met Wachtwoordloze verificatie voor inschakelen

  1. Start de computer opnieuw op.
  2. Het venster ThinkShield Passwordless Power-On Authentication verschijnt.
  3. Plaats het geregistreerde FIDO2-apparaat voor detectie.
  4. Volg daarna de aanwijzingen op het scherm en druk op de knop op uw FIDO2-apparaat voor verificatie.
  5. Nadat uw apparaat is geverifieerd, wordt deze verder ingeschakeld.

Opmerking: u moet binnen 60 seconden het FIDO2-apparaat plaatsen of het systeemwachtwoord invoeren. Doet u dat niet, dan wordt de computer automatisch uitgeschakeld.

Een Windows-besturingssysteem en stuurprogramma's installeren

In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren van een Windows-besturingssysteem en stuurprogramma's.

Een Windows-besturingssysteem installeren

Microsoft brengt voortdurend updates uit voor het besturingssysteem Windows. Controleer voordat u een bepaalde Windows-versie installeert de compatibiliteitslijst voor de Windows-versie. Ga voor nadere details naar Lenovo Windows-ondersteuning.

Attentie:

  • Wij raden u aan uw besturingssysteem bij te werken via officiële kanalen. Een onofficiële update kan beveiligingsrisico's veroorzaken.
  • Wanneer u een nieuw besturingssysteem installeert, worden alle gegevens op het interne opslagstation verwijderd, inclusief de gegevens die in verborgen mappen zijn opgeslagen.
  1. Als u de Windows-functie BitLocker® Drive Encryption gebruikt en uw computer een Trusted Platform Module heeft, moet u ervoor zorgen dat de functie is uitgeschakeld.
  2. Zorg ervoor dat u de beveiligings-chip hebt ingesteld op Active.
    1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.
    2. Selecteer Security ➙ Security Chip en druk op Enter. Het submenu Security Chip wordt geopend.
    3. Zorg ervoor dat de beveiligingschip voor TPM 2.0 is ingesteld op Active.
    4. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
  3. Verbind het station waarop het installatieprogramma van het besturingssysteem staat met de computer.
  4. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.
  5. Selecteer Startup ➙ Boot om het submenu Boot Priority Order weer te geven.
  6. Selecteer het station waarop het installatieprogramma van het besturingssysteem staat, bijvoorbeeld USB HDD. Druk vervolgens op Esc.
    Attentie: Nadat u de opstartvolgorde hebt gewijzigd, moet u het juiste apparaat opgeven bij het maken van een kopie, bij het opslaan van bestanden of bij het formatteren. Als u het verkeerde apparaat selecteert, kunnen de gegevens op dat apparaat worden gewist of overschreven.
  7. Selecteer Restart en zorg ervoor dat OS Optimized Defaults is ingeschakeld. Druk vervolgens op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
  8. Volg de aanwijzingen op het scherm om de apparaatstuurprogramma's en de benodigde programma's te installeren.
  9. Na de installatie van de stuurprogramma's past u Windows Update toe om de nieuwste updates, zoals de beveiligingspatches, op te halen.

Apparaatstuurprogramma's installeren

U moet het meest recente stuurprogramma voor een bepaalde component downloaden wanneer u merkt dat die component niet goed meer werkt of wanneer u een nieuwe component hebt toegevoegd. Met deze actie kan wellicht de mogelijkheid worden uitgesloten dat het probleem door het stuurprogramma wordt veroorzaakt. Download en installeer het nieuwste stuurprogramma via een van de volgende methoden:

  • Open de app Vantage om te zien welke updatepakketten beschikbaar zijn. Selecteer de gewenste updatepakketten en volg de instructies op het scherm om de pakketten te downloaden en te installeren.
  • Ga naar https://pcsupport.lenovo.com en selecteer de invoer voor uw computer. Volg nu de aanwijzingen op het scherm om de benodigde stuurprogramma's en software te installeren.