Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u bellen met de klantenservice van Lenovo. Ga voor de actuele telefoonnummers van de ondersteuning van Lenovo voor uw land of regio naar https://pcsupport.lenovo.com/supportphonelist.

1. Zorg ervoor dat het toetsenbord goed is aangesloten.

   • Als u een bedraad toetsenbord gebruikt, controleert u of het correct is aangesloten op uw computer of probeert u het toetsenbord aan te sluiten op een andere compatibele aansluiting op de computer.
   • Als u een draadloos toetsenbord gebruikt, controleer dan of het toetsenbord is ingeschakeld. Controleer of de dongle op de juiste manier op uw computer is aangesloten of dat de Bluetooth-verbinding met uw computer tot stand is gebracht.
2. Controleer of de instellingen voor de toetsenbordindeling correct zijn. Voer de volgende stappen uit:

   1. Ga naar Instellingen ➙ Tijd en taal ➙ Taal en regio.
   2. Klik onder Voorkeurstalen op de drie horizontale puntjes naast uw primaire taalvoorkeur en selecteer Taalopties.
   3. Controleer de toetsenbordindeling onder Geïnstalleerde toetsenborden en voeg het overeenkomstige toetsenbord toe als u niet het juiste toetsenbord gebruikt.
3. Controleer of het toetsenbord in goede staat verkeert. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ apparaatbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   2. Klik op Apparaatbeheer in de lijst met resultaten. Het venster Apparaatbeheer wordt geopend.
   3. Klik op het pijlpictogram > naast Toetsenbord om dit gedeelte uit te vouwen.
   4. Dubbelklik op het toetsenbord dat niet werkt en controleer de status.
   5. Als het toetsenbord niet goed werkt, selecteert u Stuurprogramma via de tabbladen bovenaan en klikt u op Apparaat verwijderen om het apparaat te verwijderen.
   6. Gebruik Windows Update om automatisch het nieuwste stuurprogramma te installeren.
4. Controleer of de plaktoetsen en de filtertoetsen zijn uitgeschakeld. Voer de volgende stappen uit:

   1. Open het menu Start en klik op Instellingen ➙ Toegankelijkheid ➙ Toetsenbord.
   2. Schakel de schakelopties Plaktoetsen en Filtertoetsen uit.
5. Maak het toetsenbord schoon.

   • Voor een extern toetsenbord voert u de volgende stappen uit:

     1. Koppel het toetsenbord los.
     2. Draai het toetsenbord ondersteboven en schud het voorzichtig.
     3. Blaas vuil onder de toetsen weg met samengeperste lucht.
     4. Gebruik een wattenstaafje met een beetje alcohol om plakkerige restjes rond en onder vastzittende toetsen te verwijderen.
   • Voor een ingebouwd toetsenbord voert u de volgende stappen uit:

     1. Zet de computer uit.
     2. Blaas vuil onder de toetsen weg met samengeperste lucht.
     3. Gebruik een wattenstaafje met een beetje alcohol om plakkerige restjes rond en onder vastzittende toetsen te verwijderen.
6. Start de computer opnieuw op.

1. Schakel de achtergrondverlichting van het toetsenbord in of pas deze aan door op de toetsencombinatie Fn+spatiebalk te drukken.
2. Werk het stuurprogramma voor het toetsenbord bij. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ apparaatbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   2. Klik op Apparaatbeheer in de lijst met resultaten. Het venster Apparaatbeheer wordt geopend.
   3. Klik op het pijlpictogram > naast Toetsenbord om dit gedeelte uit te vouwen.
   4. Klik met de rechtermuisknop op het toetsenbord dat u wilt bijwerken.
   5. Selecteer Stuurprogramma bijwerken en volg de aanwijzingen op het scherm.

1. Beëindig alle instellingen, bewerkingen of actieve apps die veel stroom verbruiken, zoals:

   • Verlaag de schermhelderheid.
   • Schakel de achtergrondverlichting van het toetsenbord uit.
   • Koppel onnodige randapparaten los.
2. Zorg ervoor dat de computer niet is ingesteld op een stand met hoge prestaties die meer energie kan verbruiken. Voer de volgende stappen uit:
   1. Klik op het gedeelte met snelle instellingen rechts op de taakbalk.
   2. Klik op het batterijpictogram om de instellingen te wijzigen.
3. Stel de batterijmeter opnieuw in, zodat de volledige oplaadcapaciteit nauwkeuriger kan worden geschat. Voer de volgende stappen uit:

   1. Open de Vantage-app en klik op Apparaat ➙ Energie.
   2. Volg de instructies op het scherm om de batterijmeter opnieuw in te stellen.
4. Werk het stuurprogramma voor de batterij bij naar de meest recente versie. Raadpleeg 'Problemen met stuurprogramma's' in deze Gebruikershandleiding voor meer informatie.
5. Als de batterij van uw computer oud of versleten is, kunt u overwegen om de batterij te vervangen.

1. Controleer of de netvoedingsadapter, het netsnoer, de voedingsaansluiting en het stopcontact correct werken.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Stel de computer opnieuw in. Verwijder de netvoedingsadapter en voer de volgende stappen uit:

   • Voor modellen met een noodresetgaatje: steek het uiteinde van een rechtgebogen paperclip in het noodresetgaatje. Start de computer vervolgens opnieuw op met de netvoeding aangesloten.
   • Voor modellen zonder noodresetgaatje: houd de aan/uit-knop ongeveer zeven seconden ingedrukt. Start de computer vervolgens opnieuw op met de netvoeding aangesloten.
4. Werk het stuurprogramma voor de batterij bij naar de meest recente versie. Raadpleeg 'Problemen met stuurprogramma's' in deze Gebruikershandleiding voor meer informatie.
5. Werk het UEFI BIOS bij naar de nieuwste versie. Raadpleeg 'Problemen met het UEFI BIOS' in deze Gebruikershandleiding voor meer informatie.

1. Controleer of de netvoedingsadapter, het netsnoer, de voedingsaansluiting en het stopcontact correct werken.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Stel de computer opnieuw in. Verwijder de netvoedingsadapter en voer de volgende stappen uit:

   • Voor modellen met een noodresetgaatje: steek het uiteinde van een rechtgebogen paperclip in het noodresetgaatje. Start de computer vervolgens opnieuw op met de netvoeding aangesloten.
   • Voor modellen zonder noodresetgaatje: houd de aan/uit-knop ongeveer zeven seconden ingedrukt. Start de computer vervolgens opnieuw op met de netvoeding aangesloten.
4. Werk het stuurprogramma voor de batterij bij naar de meest recente versie. Raadpleeg 'Problemen met stuurprogramma's' in deze Gebruikershandleiding voor meer informatie.
5. Werk het UEFI BIOS bij naar de nieuwste versie. Raadpleeg 'Problemen met het UEFI BIOS' in deze Gebruikershandleiding voor meer informatie.

1. Werk het Windows-besturingssysteem bij. Voer de volgende stappen uit:

   1. Druk op de toets met het Windows-logo+Ctrl+Shift+B om de computer te activeren vanuit het zwarte scherm.
   2. Selecteer het menu Start op de taakbalk en selecteer Instellingen.
   3. Selecteer Windows Updates en selecteer daarna Controleren op updates. Als er updates beschikbaar zijn, downloadt en installeert u deze.
2. Werk de stuurprogramma's voor de muis en het toetsenbord bij. Voer de volgende stappen uit:

   1. Druk op de toets met het Windows-logo+Ctrl+Shift+B om de computer te activeren vanuit het zwarte scherm.
   2. Typ apparaatbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   3. Selecteer HID-toetsenbord onder Toetsenborden.
   4. Selecteer het tabblad Energiebeheer en schakel Dit apparaat mag de computer activeren in.
   5. Selecteer HID-toetsenbord onder Toetsenborden en selecteer vervolgens Stuurprogramma bijwerken.
   6. Selecteer Automatisch zoeken naar stuurprogramma's en volg de aanwijzingen op het scherm om te controleren of het beste beschikbare stuurprogramma is geïnstalleerd.
      Opmerking: Als er meer dan één HID-toetsenbord wordt weergegeven, voert u de stappen c-f uit voor elk apparaat.
   7. Herhaal de stappen c-f voor Muizen en andere aanwijsapparaten.

      Opmerking: Als er meer dan één HID-muis wordt weergegeven, voert u de stappen c-f uit voor elk apparaat.

1. Controleer of Taakbeheer ook flikkert. Open Taakbeheer door te drukken op Ctrl+Alt+Delete of Ctrl+Shift+Esc.
2. Als Taakbeheer ook flikkert, draait u het stuurprogramma voor het beeldscherm terug. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ apparaatbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   2. Selecteer een beeldschermadapter onder Beeldschermadapters.
   3. Selecteer het tabblad Stuurprogramma en selecteer Vorig stuurprogramma.
   4. Klik op Ja om het vorige stuurprogramma te herstellen en de computer opnieuw op te starten.

   Opmerking: Als de optie Vorig stuurprogramma niet beschikbaar is, heeft Windows geen eerder stuurprogramma dat kan worden hersteld. In dit geval kunt u proberen het stuurprogramma bij te werken of te verwijderen via het tabblad Stuurprogramma.
3. Als Taakbeheer niet flikkert, werkt u incompatibele apps bij of verwijdert u apps die waarschijnlijk de oorzaak van het probleem zijn. Voer de volgende stappen uit:

   1. Zorg dat alle apps up-to-date zijn via de Microsoft Store of de website van de fabrikant.
   2. Controleer of het scherm flikkert in een specifieke app. Zo ja, verwijder dan de app. Voer de volgende stappen uit:

      • 1) Selecteer het menu Start op de taakbalk en selecteer Instellingen.
      • 2) Selecteer Apps ➙ Geïnstalleerde apps.
      • 3) Blader omlaag in de lijst, zoek de app die u wilt verwijderen en selecteer Verwijderen.
      • 4) In het pop-upvenster selecteert u Verwijderen.
      • 5) Als u wordt gevraagd uw keuze te bevestigen, selecteert u Ja.

1. Zorg ervoor dat het externe beeldscherm goed is aangesloten op de computer.
2. Sluit het externe beeldscherm opnieuw aan op de computer.
3. Werk het stuurprogramma voor het beeldscherm bij. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ apparaatbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   2. Klik op het pijlpictogram > naast Beeldschermadapters om dit gedeelte uit te vouwen.
   3. Klik met de rechtermuisknop op de beeldschermadapter, selecteer Stuurprogramma bijwerken en volg de aanwijzingen op het scherm.
4. Herstel het vorige geïnstalleerde stuurprogramma als het probleem met het beeldscherm zich voordoet na een recente update van het stuurprogramma. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ apparaatbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   2. Klik op het pijlpictogram > naast Beeldschermadapters om dit gedeelte uit te vouwen.
   3. Klik met de rechtermuisknop op het stuurprogramma voor het beeldscherm en selecteer Eigenschappen.
   4. Selecteer Vorig stuurprogramma onder Stuurprogramma en volg de aanwijzingen op het scherm.

1. Pas de helderheid van het beeldscherm aan. Kies een van de volgende manieren:

   • Druk op de sneltoets om de helderheid van het beeldscherm te verhogen.
   • Ga naar Start ➙ Instellingen ➙ Systeem ➙ Beeldscherm en verplaats de schuifregelaar voor Helderheid naar rechts.
   • Klik op het gedeelte met snelle instellingen rechts op de taakbalk om het venster met snelle instellingen te openen en verplaats de schuifregelaar voor Helderheid naar rechts.
2. Werk het stuurprogramma voor het beeldscherm bij. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ Apparaatbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   2. Klik op het pijlpictogram > naast Beeldschermadapters om dit gedeelte uit te vouwen.
   3. Klik met de rechtermuisknop op de beeldschermadapter, selecteer Stuurprogramma bijwerken en volg de aanwijzingen op het scherm.
3. Herstel het vorige geïnstalleerde stuurprogramma als het probleem zich voordoet na een recente update van een stuurprogramma. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ Apparaatbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   2. Klik op het pijlpictogram > naast Beeldschermadapters om dit gedeelte uit te vouwen.
   3. Klik met de rechtermuisknop op het stuurprogramma voor het beeldscherm en selecteer Eigenschappen.
   4. Selecteer Vorig stuurprogramma onder Stuurprogramma en volg de aanwijzingen op het scherm.

Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u bellen met de klantenservice van Lenovo. Ga voor de actuele telefoonnummers van de ondersteuning van Lenovo voor uw land of regio naar https://pcsupport.lenovo.com/supportphonelist.

Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u bellen met de klantenservice van Lenovo. Ga voor de actuele telefoonnummers van de ondersteuning van Lenovo voor uw land of regio naar https://pcsupport.lenovo.com/supportphonelist.

Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u bellen met de klantenservice van Lenovo. Ga voor de actuele telefoonnummers van de ondersteuning van Lenovo voor uw land of regio naar https://pcsupport.lenovo.com/supportphonelist.

1. Schakel de touchpad uit. Voer de volgende stappen uit:

   1. Ga naar Start ➙ Instellingen ➙ Bluetooth en apparaten ➙ Touchpad.
   2. Schakel de schakeloptie Touchpad uit.

   Opmerking: Bij sommige Lenovo-computers kunt u ook op de touchpadsneltoets of op de toetsencombinatie Fn+M drukken om de touchpad in of uit te schakelen.
2. Werk het stuurprogramma van de touchpad bij. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ apparaatbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   2. Klik op de pijl naast Human Interface-apparaten om dit gedeelte uit te vouwen.
   3. Klik met de rechtermuisknop op de touchpad, selecteer Stuurprogramma bijwerken en volg de instructies op het scherm.
3. Herstel het vorige stuurprogramma van de touchpad. Voer de volgende stappen uit:
   1. Typ apparaatbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   2. Klik op het pijlpictogram > naast Human Interface-apparaten om dit gedeelte uit te vouwen.
   3. Klik met de rechtermuisknop op de touchpad en selecteer Eigenschappen.
   4. Selecteer Vorig stuurprogramma onder Stuurprogramma en volg de aanwijzingen op het scherm.

Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u bellen met de klantenservice van Lenovo. Ga voor de actuele telefoonnummers van de ondersteuning van Lenovo voor uw land of regio naar https://pcsupport.lenovo.com/supportphonelist.

1. Beëindig toepassingen of processen die veel stroom verbruiken, maar die niet in gebruik zijn om zo het ventilatorgeluid te verminderen. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ taakbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   2. Beëindig toepassingen of processen die veel stroom verbruiken, maar die niet in gebruik zijn.
2. Probeer de werkstand van de computer aan te passen naar de juiste stand. Kies een van de volgende oplossingen:

   • Voor computermodellen met een functie voor intelligente koeling heeft de stand voor efficiënt stroomverbruik of de gebalanceerde stand de voorkeur. Voor meer informatie raadpleegt u 'Intelligente koeling' in deze Gebruikershandleiding.
   • Voor computermodellen met een functie voor systeemwerkstanden heeft de energiebesparende (stille) stand of de automatische (gebalanceerde) stand de voorkeur. Voor meer informatie raadpleegt u 'Werkstanden van het systeem' in deze Gebruikershandleiding.
3. Probeer het besturingssysteem of stuurprogramma's bij te werken naar de nieuwste versie. Zie 'Problemen met het besturingssysteem' of 'Problemen met stuurprogramma's' in deze Gebruikershandleiding voor meer informatie.

1. Verbeter de luchtstroom. Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen van de computer niet zijn afgedekt en dat er voldoende luchtstroom is om de computer koel te houden. Gebruik de computer niet op een zachte ondergrond, zoals een bed of bank. Het wordt aangeraden de computer te gebruiken op een tafel of bureau in een koele ruimte.
2. Probeer de werkstand van de computer aan te passen naar de juiste stand. Kies een van de volgende oplossingen:

   • Voor computermodellen met een functie voor intelligente koeling heeft de stand voor efficiënt stroomverbruik of de gebalanceerde stand de voorkeur. Voor meer informatie raadpleegt u 'Intelligente koeling' in deze Gebruikershandleiding.
   • Voor computermodellen met een functie voor systeemwerkstanden heeft de energiebesparende (stille) stand of de automatische (gebalanceerde) stand de voorkeur. Voor meer informatie raadpleegt u 'Werkstanden van het systeem' in deze Gebruikershandleiding.
3. Als het probleem nog steeds niet is opgelost, beëindigt u toepassingen of processen die veel stroom verbruiken en die niet in gebruik zijn om zo de temperatuur te verlagen. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ taakbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   2. Beëindig toepassingen of processen die veel stroom verbruiken, maar die niet in gebruik zijn.

1. Ga naar https://support.lenovo.com/partnerlocator om het dichtstbijzijnde servicecentrum te vinden.
2. Ga naar een servicecentrum bij u in de buurt voor professionele hulp.

1. Ga naar https://support.lenovo.com/partnerlocator om het dichtstbijzijnde servicecentrum te vinden.
2. Ga naar een servicecentrum bij u in de buurt voor professionele hulp.

1. Controleer of de kabel goed is aangesloten op uw computer of er geen vuil op de USB-aansluiting zit.
2. Probeer een andere USB-aansluiting op uw computer te gebruiken.
3. Zorg ervoor dat uw USB-aansluiting de oplaadfunctie ondersteunt als u een USB-aansluiting gebruikt om op te laden.
4. Probeer de optie Instelling voor selectieve USB-onderbreking uit te schakelen. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ energiebeheerschema in het zoekvak van Windows en druk op Enter.
   2. Klik op Energiebeheerschema bewerken ➙ Geavanceerde energie-instellingen wijzigen.
   3. Klik op USB-instellingen ➙ Instelling voor selectieve USB-onderbreking om het menu uit te vouwen.
   4. Schakel Op batterij en Aangesloten uit en klik op Toepassen.
   5. Start de computer opnieuw op.
5. Start de computer opnieuw op.
6. Werk het stuurprogramma bij. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ apparaatbeheer in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
   2. Klik op Apparaatbeheer in de lijst met resultaten. Het venster Apparaatbeheer wordt geopend.
   3. Klik op het pijlpictogram > naast Universal Serial Bus-controllers om dit gedeelte uit te vouwen.
   4. Klik met de rechtermuisknop op het USB-apparaat dat u wilt bijwerken.
   5. Selecteer Stuurprogramma bijwerken en volg de aanwijzingen op het scherm.

• Herstel gegevens met behulp van de opdrachtregel. Voer de volgende stappen uit:

  1. Sluit het USB-station aan op uw computer.
  2. Druk op de Windows-toets+R om Windows Verkenner te starten.
  3. Typ CMD in het zoekvak en druk op Enter.
  4. Typ chkdsk E: /f en druk op Enter.

     Opmerking: Vervang E door de werkelijke letter van het USB-station.
  5. Typ ATTRIB -H -R -S /S /D E:*.* en druk op Enter.

     Opmerking: Vervang E door de werkelijke letter van het USB-station.
  6. Wacht totdat het proces is voltooid.
  Nadat dit proces is voltooid, staan alle herstelde bestanden in een nieuwe map op uw USB-station.

  Opmerking: De bestandsnamen hebben mogelijk de extensie '.chk'. U kunt de extensie wijzigen in de oorspronkelijke extensie, bijvoorbeeld '.jpg', en de bestanden opslaan op een andere locatie.
• Als u een USB-herstelstation hebt gemaakt als back-up voor de herstelprogramma's van Windows, kunt u gegevens herstellen door terug te keren naar een eerdere versie. Voer de volgende stappen uit:

  1. Sluit het USB-station aan op uw computer en ga naar Deze pc.
  2. Klik met de rechtermuisknop op het USB-station en selecteer Eigenschappen.
  3. Klik op Vorige versies en selecteer een beschikbare eerdere versie.
  4. Klik op Terugzetten naar en kies een nieuwe locatie om de bestanden op te slaan.
• Herstel gegevens met behulp van een betrouwbare tool voor USB-gegevensherstel.

1. Bereid een USB-station voor (met ten minste 32 GB opslagruimte).
2. Typ Een herstelstation maken in het Windows-zoekvak en selecteer dit.
3. Zorg ervoor dat Maak een back-up van de systeembestanden naar het herstelstation is geselecteerd en klik op Volgende.
4. Sluit het USB-station aan op uw computer, selecteer het en klik op Volgende.
5. Klik op Maken om het herstelstation te maken.

1. Controleer of uw land of regio de functie ondersteunt. Copilot in Windows is beschikbaar in geselecteerde markten wereldwijd. Als Windows Search wordt geopend nadat u op de Copilot-toets hebt gedrukt, betekent dit dat uw land of regio de functie niet ondersteunt.
2. Werk uw Windows-besturingssysteem bij naar 23H2 of later.

Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u bellen met de klantenservice van Lenovo. Ga voor de actuele telefoonnummers van de ondersteuning van Lenovo voor uw land of regio naar https://pcsupport.lenovo.com/supportphonelist.

1. Controleer of Bluetooth wordt ondersteund en is ingeschakeld op zowel uw computer als uw Bluetooth-apparaat. Voer de volgende stappen uit om Bluetooth op uw computer in te schakelen:

   1. Klik op het gedeelte met snelle instellingen rechts op de taakbalk.
   2. Zorg er bij de snelle instellingen voor Bluetooth voor dat Bluetooth is ingeschakeld. Zo niet, klik dan op het Bluetooth-pictogram om dit te activeren.
2. Start het Bluetooth-apparaat opnieuw op.
3. Controleer of het Bluetooth-apparaat is opgeladen of voldoende stroom heeft.
4. Zorg ervoor dat uw Bluetooth-apparaat zich binnen de vereiste afstand voor de Bluetooth-verbinding van uw computer bevindt.
5. Controleer of uw computer niet in de vliegtuigstand staat. Voer de volgende stappen uit:

   1. Klik op het gedeelte met snelle instellingen rechts op de taakbalk.
   2. Zorg ervoor dat de vliegtuigstand is uitgeschakeld onder de snelle instelling voor de vliegtuigstand. Zo niet, dan klik op het pictogram voor de vliegtuigstand om deze uit te schakelen.
6. Zorg ervoor dat uw Bluetooth-apparaat niet te dicht staat bij andere USB-apparaten die op uw computer zijn aangesloten. Niet-afgeschermde USB-apparaten kunnen de Bluetooth-verbinding verstoren.
7. Verwijder het Bluetooth-apparaat en voeg het opnieuw toe. Voer de volgende stappen uit:

   1. Verwijder het Bluetooth-apparaat. Voer de volgende stappen uit:

      • 1) Klik op Start ➙ Instellingen ➙ Bluetooth en apparaten ➙ Apparaten.
      • 2) Klik op Meer opties bij het Bluetooth-apparaat waarmee u problemen ondervindt.
      • 3) Klik op Apparaat verwijderen ➙ Ja om het Bluetooth-apparaat te verwijderen.
      • 4) Controleer op uw computer en op het Bluetooth-apparaat of Bluetooth is ingeschakeld. Zorg ervoor dat het apparaat kan worden herkend.
   2. Voeg uw Bluetooth-apparaat toe. Voer de volgende stappen uit:

      • 1) Klik op het gedeelte met snelle instellingen rechts op de taakbalk.
      • 2) Klik bij de snelle instellingen voor Bluetooth op Bluetooth-apparaten weergeven (>) om dit gedeelte uit te breiden.
      • 3) Klik in de lijst Nieuwe apparaten op het apparaat en volg de aanwijzingen op het scherm.
8. Voer de probleemoplosser voor Bluetooth uit. Voer de volgende stappen uit:

   1. Klik op Start ➙ Instellingen ➙ Systeem ➙ Problemen oplossen ➙ Andere probleemoplossers.
   2. Ga naar het gedeelte Bluetooth, klik op Uitvoeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
9. Verwijder het stuurprogramma van de Bluetooth-adapter. Windows installeert automatisch het nieuwste stuurprogramma. Voer de volgende stappen uit:

   1. Typ apparaatbeheer in het Windows-zoekvak.
   2. Klik op Apparaatbeheer in de lijst met resultaten. Het venster Apparaatbeheer wordt geopend.
   3. Klik op het pijlpictogram > naast Bluetooth om dit gedeelte uit te vouwen.
   4. Klik met de rechtermuisknop op het Bluetooth-apparaat waarmee u problemen hebt en klik vervolgens op Apparaat verwijderen.
   5. Bevestig in het venster Apparaat verwijderen dat u dit apparaat van uw systeem wilt verwijderen en klik vervolgens op Verwijderen.
   6. Start uw computer opnieuw op nadat het stuurprogramma is verwijderd. Windows installeert automatisch het nieuwste stuurprogramma.
   7. Als Windows het stuurprogramma niet automatisch opnieuw installeert, opent u Apparaatbeheer en klikt u op Actie ➙ Zoeken naar gewijzigde apparaten.

Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u bellen met de klantenservice van Lenovo. Ga voor de actuele telefoonnummers van de ondersteuning van Lenovo voor uw land of regio naar https://pcsupport.lenovo.com/supportphonelist.

Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u bellen met de klantenservice van Lenovo. Ga voor de actuele telefoonnummers van de ondersteuning van Lenovo voor uw land of regio naar https://pcsupport.lenovo.com/supportphonelist.

1. Zorg ervoor dat u een door Lenovo gecertificeerde netvoedingsadapter en netsnoer gebruikt die zijn ontworpen om op te laden met het juiste vermogen. Als er zichtbare tekenen van beschadiging zijn, kunt u een nieuwe netvoedingsadapter of een nieuw netsnoer kopen op https://www.lenovo.com/accessories.
2. Controleer of de voedingsaansluiting schoon en in goede staat is.
3. Controleer of de voedingsadapter en het netsnoer goed en stevig zijn aangesloten op uw computer en op een goed werkend stopcontact.
4. Zet de computer uit en ontkoppel de computer van de netstroom en alle aangesloten kabels. Wacht enkele minuten. Sluit de computer vervolgens aan op de netvoeding en zet de computer aan.

1. Zorg ervoor dat u een voedingsadapter met het juiste vermogen gebruikt. Adapters met een laag vermogen kunnen problemen met het opladen van de batterij veroorzaken.
2. Sluit alle programma's die de computer zwaar belasten en probeer de computer opnieuw op te laden. U kunt de belasting van actieve programma's als volgt controleren: druk op Ctrl+Alt+Delete en klik op Taakbeheer ➙ Processen.
3. Zet de computer op een koele en goed geventileerde plek. Het opladen van de batterij wordt ook beïnvloed door de temperatuur.
4. Stel de batterijmeter opnieuw in. Voer de volgende stappen uit:
   1. Open de Vantage-app en klik op het menupictogram in de rechterbovenhoek.
   2. Selecteer Energie ➙ BATTERIJ-INSTELLINGEN en klik op OPNIEUW INSTELLEN in het gedeelte Batterijmeter.
5. Werk het UEFI BIOS bij naar de nieuwste versie. Raadpleeg 'Problemen met het UEFI BIOS' in deze Gebruikershandleiding voor meer informatie.

1. Schakel Slim opladen uit. Voer de volgende stappen uit:
   1. Open de Vantage-app en klik op het menupictogram in de rechterbovenhoek.
   2. Selecteer Energie ➙ BATTERIJ-INSTELLINGEN en verschuif de schakelaar voor Slim opladen om deze functie uit te schakelen.
2. Stel de batterijmeter opnieuw in. Voer de volgende stappen uit:
   1. Open de Vantage-app en klik op het menupictogram in de rechterbovenhoek.
   2. Selecteer Energie ➙ BATTERIJ-INSTELLINGEN en klik op OPNIEUW INSTELLEN in het gedeelte Batterijmeter.
3. Werk het UEFI BIOS bij naar de nieuwste versie. Raadpleeg 'Problemen met het UEFI BIOS' in deze Gebruikershandleiding voor meer informatie.

1. Typ Aanmeldingsopties in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
2. Selecteer Wachtwoord ➙ Wijzigen en volg aanwijzingen op het scherm om het wachtwoord te wijzigen.

• Voer de volgende stappen uit als u beveiligingsvragen hebt ingesteld:

  1. Klik in het aanmeldingsscherm op Wachtwoord opnieuw instellen nadat u een onjuist wachtwoord hebt ingevoerd.

     Opmerking: Neem contact op met de beheerder als u geen optie ziet om het wachtwoord opnieuw in te stellen.
  2. Volg de aanwijzingen op het scherm om een nieuw wachtwoord in te stellen.
• Voer de volgende stappen uit als u een schijf voor wachtwoordherstel hebt gemaakt:

  1. Sluit de schijf voor wachtherstel aan op een USB-compatibele aansluiting op uw computer.
  2. Volg de aanwijzingen op het scherm om het wachtwoord opnieuw in te stellen.
• Voer de volgende stappen uit als u een beheerdersaccount hebt:

  1. Meld u aan bij uw computer met het lokale beheerdersaccount.
  2. Volg de aanwijzingen op het scherm om het wachtwoord opnieuw in te stellen.

• In uw Microsoft-account:

  1. Open een webbrowser op een apparaat met internettoegang, zoals een mobiele telefoon.
  2. Meld u aan bij uw Microsoft-account op https://account.microsoft.com/devices/recoverykey.
  3. Volg de aanwijzingen op het scherm om de herstelsleutel te vinden.
• Op papier:
  Zoek het papier met de Bitlocker-herstelgegevens als u de herstelsleutel hebt afgedrukt of genoteerd op papier.
• Op een USB-flashstation:

  1. Sluit het USB-flashstation aan op een USB-compatibele aansluiting op uw computer.
  2. Volg de aanwijzingen op het scherm om de herstelsleutel te vinden.
• Via uw beheerder:
  Neem contact op met uw beheerder voor de herstelsleutel als uw computer is verbonden met een domein of als u met het e-mailaccount van uw werk of school bij een organisatie bent aangemeld.

1. Bereid uw computer voor op de installatie van een Windows-besturingssysteem. Voer de volgende stappen uit:

   1. Microsoft^® brengt voortdurend updates uit voor het besturingssysteem Windows. Voordat u een bepaalde Windows-versie installeert, moet u eerst de compatibiliteitslijst en de minimale systeemvereisten voor de Windows-versie controleren. Ga voor meer informatie naar https://support.lenovo.com/solutions/ht512575.
   2. Voor modellen met een Trusted Platform Module moet u de functie Windows BitLocker^® Drive Encryption uitschakelen als u daarvan gebruikmaakt. U kunt de functie opnieuw inschakelen nadat de installatie van het besturingssysteem is voltooid.
   3. Schakel beveiligingsgerelateerde functies (Security Chip, Virtualization en Secure Boot) in. Voer de volgende stappen uit:

      • 1) Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, kiest u een van de volgende manieren om naar het UEFI BIOS-menu te gaan, afhankelijk van uw computermodel:
        • Voor ThinkPad- en ThinkBook-computers: druk op F1.
        • Voor Yoga- en IdeaPad-computers: druk op F2.
      • 2) Selecteer Security en selecteer de beveiligingsgerelateerde functies. Druk vervolgens op Enter. Zorg ervoor dat de beveiligingsgerelateerde functies zijn ingeschakeld.
      • 3) Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
2. Verbind het station waarop het installatieprogramma van het besturingssysteem staat met de computer.
   Raadpleeg https://support.microsoft.com/windows om de installatiemedia te maken.
3. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, kiest u een van de volgende manieren om naar het UEFI BIOS-menu te gaan, afhankelijk van uw computermodel:

   • Voor ThinkPad- en ThinkBook-computers: druk op F1.
   • Voor Yoga- en IdeaPad-computers: druk op F2.
4. Kies een van de volgende methoden, afhankelijk van uw computermodel:
   • Voor ThinkPad-computers: Selecteer Startup ➙ Boot om het submenu Boot Priority Order te openen.
   • Voor ThinkBook-, Yoga- en IdeaPad-computers: Selecteer Boot.
5. Wijzig de opstartvolgorde. Voer de volgende stappen uit:

   1. Selecteer het station waarop het installatieprogramma van het besturingssysteem staat. Kies een van de volgende methoden, afhankelijk van uw computermodel:

      • Voor ThinkPad-computers: Zoals USB HDD. Druk vervolgens op Esc.
      • Voor ThinkBook-, Yoga- en IdeaPad-computers: Zoals USB Boot. Druk vervolgens op Esc.
   2. Druk op F10 om de instelling op te slaan en af te sluiten.
      Attentie: Nadat u de opstartvolgorde hebt gewijzigd, moet u het juiste apparaat opgeven bij het maken van een kopie, het opslaan van bestanden of het formatteren. Als u het verkeerde apparaat selecteert, kunnen de gegevens op dat apparaat worden gewist of overschreven.
      Opmerking: Als het systeem niet kan opstarten vanaf de geselecteerde schijf, schakel dan Secure Boot uit en probeer het opnieuw. Vergeet niet om de functie opnieuw in te schakelen nadat de installatie van het besturingssysteem is voltooid.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de apparaatstuurprogramma's en de benodigde programma's te installeren.

1. Lees het foutbericht om de specifieke oorzaak te achterhalen.
2. Zorg ervoor dat de UEFI BIOS-versie op uw apparaat up-to-date is.
3. Zorg ervoor dat de beschikbare schijfruimte van uw computer voldoet aan de vereisten voor het nieuwe Windows-besturingssysteem.
4. Als u antivirussoftware of een firewall op het vorige systeem had geïnstalleerd, schakelt u de antivirusfunctionaliteit in het BIOS tijdelijk uit voordat u probeert het systeem te installeren.
5. Installeer het Windows-systeem opnieuw.

1. Bereik uw computer voor op het bijwerken van het Windows-besturingssysteem. Voer de volgende stappen uit:

   1. Microsoft brengt voortdurend updates uit voor het besturingssysteem Windows. Voordat u een bepaalde Windows-versie bijwerkt, moet u eerst de compatibiliteitslijst en de minimale systeemvereisten voor de Windows-versie controleren. Ga voor meer informatie naar https://support.lenovo.com/solutions/ht512575.
   2. Voor modellen met een Trusted Platform Module moet u de functie Windows BitLocker^® Drive Encryption uitschakelen als u daarvan gebruikmaakt. U kunt de functie opnieuw inschakelen nadat de installatie van het besturingssysteem is voltooid.
   3. Schakel beveiligingsgerelateerde functies (Security Chip, Virtualization en Secure Boot) in. Voer de volgende stappen uit:

      • 1) Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, kiest u een van de volgende manieren om naar het UEFI BIOS-menu te gaan, afhankelijk van uw computermodel:
        • Voor ThinkPad- en ThinkBook-computers: druk op F1.
        • Voor Yoga- en IdeaPad-computers: druk op F2.
      • 2) Selecteer Security en selecteer de beveiligingsgerelateerde functies. Druk vervolgens op Enter. Zorg ervoor dat de beveiligingsgerelateerde functies zijn ingeschakeld.
      • 3) Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
2. Typ Windows Update in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
3. Klik op Controleren op updates. Als er een updatepakket voor het besturingssysteem beschikbaar is, wordt dit automatisch gedownload en geïnstalleerd.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm om de apparaatstuurprogramma's en de benodigde programma's te installeren.

• Het systeem terugzetten naar de fabrieksinstellingen:
  Raadpleeg de instructies in https://support.lenovo.com/HowToCreateLenovoRecovery.
• Andere herstelopties, zoals het systeem herstellen naar een eerder systeempunt:
  Raadpleeg de instructies onder Populaire onderwerpen: https://support.lenovo.com/solutions/ht118590.

1. Lees het foutbericht om de specifieke oorzaak te achterhalen.
2. Zorg dat de computer is verbonden met het netwerk en aangesloten op een netvoedingsbron.
3. Zorg ervoor dat de UEFI BIOS-versie op uw apparaat up-to-date is.
4. Zorg ervoor dat de beschikbare schijfruimte van uw computer voldoet aan de vereisten voor het nieuwe Windows-besturingssysteem.
5. Installeer het Windows-besturingssysteem opnieuw.

• Voordat u een stuurprogramma bijwerkt of installeert:

  • Controleer of dit compatibel is met uw computer. Voorkom compatibiliteitsproblemen door ervoor te zorgen dat het stuurprogramma dat u downloadt, geschikt is voor uw computer en de systeemversie.
  • Maak een back-up van alle essentiële gegevens om gegevensverlies te voorkomen. Met name stuurprogramma's voor een grafische kaart, geluidskaart of netwerkkaart kunnen de stabiliteit en prestaties van de computer beïnvloeden.
• Zorg dat uw computer verbonden is met het netwerk terwijl u een stuurprogramma bijwerkt of installeert.
• Nadat u een stuurprogramma hebt bijgewerkt of geïnstalleerd, start u uw computer opnieuw op om het nieuwe stuurprogramma in te schakelen.
• Bij de volgende oplossingen wordt het aanbevolen om door Lenovo goedgekeurde stuurprogramma's te downloaden van de ondersteuningswebsite van Lenovo.

• Van de ondersteuningswebsite van Lenovo:
  1. Ga naar https://pcsupport.lenovo.com, typ de productnaam of het serienummer van uw computer in het zoekvak en selecteer uw product in de vervolgkeuzelijst.
  2. Klik op Drivers & Software. Klik op Selecteer stuurprogramma op het tabblad Handmatige update. Selecteer het gewenste updatepakket en download het.
  3. Volg de instructies op https://support.lenovo.com/solutions/HT074189 om het stuurprogramma handmatig te installeren.
• Via Windows Update:
  1. Typ Windows Update in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
  2. Klik op Controleren op updates. Het updatepakket wordt vervolgens automatisch gedownload en geïnstalleerd indien dit beschikbaar is.
• Via de Vantage-app:

  Opmerking: Voor de beste functies en prestaties moet de Vantage-app volledig up-to-date zijn.

  1. Open de Vantage-app en klik op Apparaat ➙ Systeemupdate ➙ CONTROLEREN OP UPDATES.
  2. Als het updatepakket beschikbaar is, volgt u de instructies op het scherm om het pakket te downloaden en te installeren.

• Van de ondersteuningswebsite van Lenovo:

  1. Ga naar https://pcsupport.lenovo.com en zoek op de naam van uw product.
  2. Klik op Drivers & Software ➙ Select Drivers (Selecteer stuurprogramma's) onder Manual Update (Handmatige update) op het tabblad BIOS/UEFI.
  3. Volg de aanwijzingen op het scherm om het nieuwste UEFI BIOS-updatepakket te downloaden en te installeren.
• Via Windows Update:

  1. Typ Windows Update in het Windows-zoekvak en druk op Enter.
  2. Klik op Controleren op updates.
  3. Als een UEFI BIOS-updatepakket beschikbaar is, wordt dit automatisch gedownload en geïnstalleerd.
• Vanuit de Vantage-app (voor bepaalde computermodellen):

  1. Open de Vantage-app en klik op Apparaat ➙ Systeemupdate ➙ CONTROLEREN OP UPDATES.
  2. Als het nieuwste UEFI BIOS-updatepakket beschikbaar is, volgt u de instructies op het scherm om het pakket te downloaden en te installeren.

• UEFI BIOS
• Beveiligingsengine
• Ingebouwde controller
• Fingerprint Reader
• TPM

1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.
2. Selecteer Security ➙ Reset System to Factory Defaults en druk op Enter.
3. Mogelijk worden er een aantal waarschuwingsvensters weergegeven. Volg de instructies om dit proces voor te bereiden.
4. Selecteer nogmaals Reset System to Factory Defaults en selecteer Yes om de instellingen te herstellen.